Bij frezen kan men denken aan CNC, dat wordt gebruikt bij dit proces. Dat staat voor Computer Numeric Control, en daar kunnen frezers bijna alles mee. Denk bijvoorbeeld eens aan gummibeertjes, legosteentjes of rubberlaarzen: ze komen allemaal uit een mal. Zo’n mal moet natuurlijk eerst worden ontworpen. Op de tekentafel, maar tegenwoordig natuurlijk vooral met de computer, waar alle hoeken en maten eenvoudig mee kunnen worden uitgerekend.
Wanneer de ontwerpers klaar zijn en de mal gemaakt is, begint het freeswerk. Dat gebeurt, zoals gezegd, vooral op een CNC freesbank, maar soms ook nog conventioneel, waarbij de ambachtsman onmisbaar blijft. Want, hoe dan ook: frezen is een vak en het scherpe kennersoog van de verspaner op het gereedschap blijft een must.
Waar vroeger de beitels en hamers hun dienst deden, hebben nu de computergestuurde freesbanken hun plaats ingenomen. Bij grote producties is dat een groot voordeel, want in korte tijd lopen er vele producten van de band. Maar menselijk toezicht blijft noodzaak, want één klein foutje in de programmering kan een hele productielijn in het honderd laten lopen, en dan kost tijd een hoop geld in plaats van dat het iets oplevert.
Het freesproces
Het freesproces op zich is eigenlijk vrij simpel: je hebt een stuk materiaal, en je hebt gereedschap waarmee je uit dat materiaal een vorm maakt. Hakken, beitelen, boren, schuren en polijsten totdat je uiteindelijk hebt wat het idee was. Een soort beeldhouwen, maar frezen gaat verder. Dat begint als een foto in negatief. Dat negatief wordt ontworpen door een CAD-tekenaar. CAD staat voor Computer Aided Design. Het ontwerp wordt naar de CNC, oftewel de freesbank gestuurd, die vervolgens het product er als het ware ‘uitstampt’. Uiteraard onder het kundige toezicht van de verspaner die ervoor zorgt dat elk product perfect kan worden geleverd.